Fotografie begon bij mij met het af en toe een foto maken met je vaders camera. Camera uitklappen, film doordraaien, de belichting meten,  tijd en diafragma instellen, het spannen van de ontspanner; allemaal handelingen die vooraf gingen aan het belichten van het negatief.  
Het maken van de foto zelf met behulp van een uitklapbare doorlichtzoeker was dan de laatste stap in het ritueel.

En vervolgens reed je dan op zondagavond op de fiets naar de fotograaf om het “rolletje” in de speciaal hiervoor bestemde brievenbus te deponeren. De afdrukken kon je dan op maandag na vijf uur ophalen. Dat was het moment suprême, “komt het beeld overeen met dat wat je in je hoofd had?”

Dat moment is er nog steeds: “komt het beeld overeen met dat wat ik wil(de).”

En dat is voor mij (idealiter) de kern van de fotografie, klopt het beeld met wat ik in mijn hoofd had toen ik de foto maakte?
Dit verplicht mij vooraf na te denken over wat ik wil fotograferen en hoe ik het wil fotograferen.

Dan komt het vervolg, het beeld delen met de fotovrienden van de Camera Club Oosterbeek.
Zoals autobezitters hun merkvoorkeur en wijnkenners hun favoriete landstreek hebben,  is er ook op de clubavonden soms een voorkeursrichting waar te nemen.  Echter het zelfcorrigerend vermogen is meestal zo groot dat de beoordelaars over hun eigen voorkeur heen stappen en zich afvragen “wat heeft de fotograaf bedoeld en hoe heeft dit geleid tot het beeld dat we thans voor ons hebben?”
Daarom ben ik lid van Camera Club Oosterbeek.

En natuurlijk kun je op de club ook alle vragen over camera’s, ontwikkelprogramma’s, enz. kwijt.

Roelof Pieters,
19 januari 2021.